Eten halen

 


 

Eten halen.

 

Wat was dat toch steeds ’n gejuich en ’n leven,
na uren van wachten ging eind’lijk de bel!
Onmiddellijk kreeg ieder in ’t kamp het te weten,
“Het eten is klaar! Pak je pannetje snel”.

Al kon men van zwakte niet staan op de benen,
het eten werd altijd nog hollend gehaald.
Totdat aan de trap men werd tegengehouden,
het portietje moest met geduld nog betaald.

En weet u wat Sientje dan verder nog eiste?
Geen centen, o neen, want die hadden we niet.
Maar vliegen! Eerst vijf, later vijftien per portie,
geofferd in d’emmer, die boven u ziet.

“Officier van Piket”, die was daar controle,
had men geen vliegen, dat werd niet gezien.
Maar vaak waren plots alle vogels gevlogen:
Daar klonk in de verte het sloffen van Sien.

Dan gauw aan het zoeken, het slaan en het doden,
want zonder die vliegen, geen eten, o neen!
Waar anders de mensen elkaar maar verdrongen,
daar stonden de Zusters bij de ton dan alleen.

Ook moest er gelet op ieder z’n nummer,
het moest op de jurk, en anders gehaald.
Ontmoette ’n jap iemand zonder dat nummer,
dan werd die op klappen of schoppen onthaald.

Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia