Kamp Lampersari Semang

 


 

Kamp Lampersari Semang.

 

’t Was heel verschillend van ’t and’re,
dit hele nieuwe ballingsoord!
Twee duizend ginder in ’t weeshuis,
hier hutjes van ’t armste soort!

De muren van gevlochten bamboe,
de vloer van leem, of zand, of klei;
Bij regen stond ’t onder water,
men was er nooit of nummer vrij.

Want in zo’n hutje woonden samen,
verschillende families dan.
Voor vrouwen niet zo erg gemakk’lijk,
wat men ook best begrijpen kan.

Vroeg men waar de dokter woonde:
“In dat kleine krotje daar!”
Ook de rijken en voornamen,
geen hutje was te slecht voor haar.

’t Werd een kamp van acht maal duizend,
waar ieder dreigde ’t doodsgevaar.
Nog minder voorraad kwam nu binnen,
dan vroeger voor vier duizend maar.

Voor “Jan de Mepper” had men eerbied,
want die had een dikke stok!
En voor ’t kleinst vergrijpje,
mocht je in zijn donker, somber hok!

Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia